Het voetstuk
Het gebeurt geregeld dat tijdens een les een leerling in het kader van een oefening stelt: “maar jij traint al meer dan tien jaar!” De opmerking is enerzijds terecht, want zonder meer is het zo dat vaardigheid verkregen wordt door langdurig training en onderzoek. Anderzijds is het direct een valkuil en plaats zo’n leerling mij (onbewust) in zijn/haar beleving op een voetstuk. En hoewel een beetje respect richting je leraar natuurlijk niet slecht is, is het plaatsnemen op het neergezette voetstuk voor mij net een stap te ver. Niet alleen omdat men verwacht dat ik meer dan alleen mens ben, maar belangrijker nog is dat de leerling hiermee zichzelf beperkt in zijn/haar ontwikkeling. De opmerking is namelijk vaak ook een verkapte excuus om het niet te hoeven kunnen, waardoor er ook niet gezocht hoeft te worden. Vergeten wordt dat ook de leraar net als de leerling gewoon mens is en vaardigheid verworven kan worden met simpelweg oefenen. Daarom krijgt de leerling van mij in zo’n geval steevast een voorval van mij te horen dat zich jaren geleden in China in het Altaar des Hemels park afspeelde:
Met een studiegenoot slenterde ik door het park, totdat we bij toeval bij een speeltuin uitkwamen. Speeltuin voor ouderen wel te verstaan, want er waren allemaal eenvoudige fitness stellages waar heel wat vrouwen en mannen met grijze haren mee speelden. Na even rondgekeken te hebben viel ons oog op een opa van rond in de zeventig die voor een rek stond van ongeveer 2 meter 10 hoog. Hij keek even omhoog en sprong achteloos omhoog om aan de stok te hangen. Zo hing hij d’r een paar seconden stil in de lucht, waarna hij zich optrok om wederom even stil te hangen. Vervolgens zwaaide hij sierlijk om de stok heen. Eenmaal, tweemaal, driemaal… het ging maar door en er leek geen einde aan te komen! Met open mond stonden wij beiden vol ongeloof toe te kijken en nadat het kennelijk hem begon te vervelen landde hij weer met beide voeten op de grond, om vervolgens even achteloos weer door te slenteren naar de volgende stellage. Dit schouwspel bewonderd te hebben kon het niet anders dan dat onze mannelijk trots de overhand zou nemen en zouden wij het met dezelfde achteloosheid en gemak imiteren. Dat wil zeggen: ik ging het nadoen. Correctie, ik deed een poging, die als poging weliswaar succesvol was, maar ansicht niet als succesvol bestempeld kon worden. Nog voordat ik een halfrondje om de stok had gezwaaid, nam de zwaartekracht het over en viel ik met een dreun op de grond. Als een schildpad op z’n rug lag ik daar op de grond af te vragen wat fout was gegaan, want wat die oude opa deed zou ik als jonge knaap toch ook met dezelfde gemak moeten kunnen uitvoeren? Met de val had mijn mannelijke trots natuurlijk een behoorlijke deuk opgelopen en met elke seconde die verstreek liep het nog meer deuken op. Want terwijl ik overeind krabbelde stonden twee kleine jongens mij zonder enig medelijden openlijk uit te lachen…
Later zou ik van een oudeheer met indrukwekkende baard te horen krijgen dat hij en veel van de ouderen die in het park rondliepen pas vanaf hun pensionering waren begonnen met oefenen…
Bij het beoefenen van deze kunsten is het belangrijk om in het oog te houden dat de leraar slechts het levend bewijs is van vaardigheden die de mens kan verwerven. Laat je leraar geen handrem voor je worden, maar juist een inspiratiebron zijn in de oneindige potentie die wij als mens bezitten. In het zoeken naar persoonlijke vaardigheden is eigenlijk maar één vraag relevant: “Wil je het kunnen en wat heb je ervoor over om het te bereiken?”